De gemeente (B en W) heeft vanuit de Wet op de veiligheidsregio’s de brandweerzorg opgelegd gekregen. Dit betekent, naast de repressieve brandbestrijding, ook de plicht om brandgevaarlijke situaties in de gemeente te beperken en te voorkomen.
Om deze taak naar behoren uit te voeren, wordt voor bouwwerken met een hoger risico een vergunning brandveilig gebruik afgegeven. Op basis van deze vergunning of de gebruiksmelding, kan de gemeente dan controleren of aan de eisen van de vergunning wordt voldaan.
Tijdens deze handhavingscontroles wordt aan de hand van het Bouwbesluit gecontroleerd of aan de brandveiligheidseisen wordt voldaan. Tijdens de controles kunnen zich altijd situaties voordoen die als ‘niet brandveilig’ worden gezien, maar niet passen binnen een artikel in het Bouwbesluit.
Hiervoor zijn artikelen 7.10 en 7.16 in het leven geroepen.
Met deze ‘kapstok-artikelen’ kan de gemeente ook handhavend optreden in de zogenoemde grijze gebieden.
De gemeente kan aan de hand van dit artikel alleen handhavend optreden en mag naar aanleiding van dit artikel geen voorwaarden verbinden aan het gebruik van het gebouw.