Als er in het gebouw als gevolg van artikel 6.20 een brandmeldinstallatie is vereist, is het als gevolg van artikel 6.23 lid 1, vereist dat er een ontruimingsalarminstallatie in het gebouw moet zijn aangebracht. Het artikel geeft aan dat de installatie moet voldoen aan de NEN 2575.

Indien de brandmeldinstallatie volgens artikel 6.20 lid 6 een inspectiecertificaat moet hebben, dient de ontruimingsalarminstallatie ook een inspectiecertificaat te hebben. Het inspectiecertificaat wordt afgegeven op grond van het CCV inspectieschema ontruimingsalarminstallaties.

De ontruimingsalarminstallatie dient te worden onderhouden conform de NEN 2575. In lid 6 van artikel 6.23 wordt de eis gesteld dat er een ontruimingsplan aanwezig moet zijn. In hoofdstuk 22 zijn de voorwaarden waaraan een ontruimingsplan moet voldoen beschreven.

Doel van een ontruimingsalarminstallatie

Het doel van een ontruimingsalarminstallatie is een brandmelding of een gevaarlijke situatie kenbaar te maken aan de personen die in een object aanwezig zijn. Het kan hierbij gaan om personen die in verband met hun veiligheid het gebouw moeten verlaten of om personen die voor de evacuatie van andere personen moeten zorgen. Luid alarm(installaties) zijn het meest voorkomend.

Redenen om een gebouw te ontruimen kunnen bijvoorbeeld een brand, gaslekkage, bommelding of een verdacht pakketje zijn. Het is niet altijd noodzakelijk om iedereen in het gebouw te waarschuwen of om direct het hele gebouw te ontruimen. Er kan worden gewerkt met verschillende soorten ntruimingssignaleringen en alarmeringszones.

Op plaatsten waar personen aanwezig zijn die niet zelfredzaam zijn of daar waar grote groepen mensen in een gebouw kunnen verblijven, wordt gekozen voor een stil alarm. Hiermee wordt de interne organisatie van het gebouw gealarmeerd die vervolgens de ontruimingsprocedure in gang kan zetten. Het doel hiervan is paniek te voorkomen en zo een gestructureerde en geordende ontruiming plaats te laten vinden. Beide soorten alarmeringen kunnen ook gecombineerd worden. Er wordt daarom ook wel gesproken van drie soorten ontruimingsinstallaties. Op welke wijze het type ontruimingsalarminstallatie dient te worden toegepast, wordt omschreven in de NEN 2575.
 

Verschillende soorten ontruimingsalarm

De ontruimingsalarminstallatie geeft aan dat alle aanwezige personen het pand moeten verlaten. Dit kan op verschillende manieren:

Ook voor een ontruimingsalarminstallatie geldt dat deze aan de hand van een Programma van Eisen moet worden opgesteld. Ook voor een ontruimingsalarminstallatie geldt dat, voordat een dergelijke installatie kan worden ontworpen, de uitgangspunten van de brandweer (de bevoegde autoriteit) bekend moeten zijn. Denk hierbij aan:

Activering van het ontruimingssignaal

Het ontruimingssignaal kan worden ingeschakeld door middel van:

Het activeren van de eerste twee opties is een must bij een ontruimingsalarminstallatie. Het laten activeren door automatische brandmelders kan ook, maar wordt vaak niet toegepast. Dit heeft te maken met het feit dat automatische brandmelders de veroorzakers zijn van ongewenste en onechte alarmen.Onderzoek heeft uitgewezen dat wanneer een alarm enkele keren per jaar onterecht afgaat en mensen nadien wordt verteld dat het een vals alarm betrof, zij bij volgende alarmen niet of nauwelijks meer zullen reageren. 

Alleen als er in een gebouw sprake is van een samenvallende vluchtroute, is het verplicht ter plaatse van (minimaal) die samenvallende vluchtroute het ontruimingsalarmsignaal automatisch te activeren door de daar aangebrachte rookmelders. Externe brandmelders kunnen ook het ontruimingssignaal activeren. Men moet hierbij denken aan de volgende installaties: