De energievoorziening van de ontruimingsalarminstallatie moet altijd op twee manieren worden uitgevoerd.

De volledige ontruimingsalarminstalaltie moet op een afzonderlijke eindgroep van een verdeelinrichting worden aangesloten. De betreffende groepsschakelaar moet zijn aangeduid met de tekst: 

“NIET UITSCHAKELEN, ONTRUIMINGSALARMINSTALLATIE”.
 

Vereiste capaciteit noodstroomvoorziening

NEN-EN 54-4 stelt geen eisen aan de autonomie van de secundaire energievoorziening. Deze wordt in de NEN 2575 vastgesteld. In principe geldt dat de noodstroomvoorziening in staat moet zijn de gehele installatie, na een gemelde storing in de energievoorziening, gedurende ten minste 12 uur, waarvan ten minste 30 minuten in alarm, te kunnen voeden. Hierbij moet aan de prestatie-eisen blijven worden voldaan.

De storing in de energievoorziening binnen 30 minuten automatisch wordt doorgemeld naar een 24 uurs bezet ontvangststation voor storingsmeldingen.

Wanneer de energievoorziening voor een ontruimingsalarminstallatie wordt gecombineerd met de energievoorziening voor een brandmeldinstallatie, dan moeten de eisen worden aangehouden die voor een brandmeldinstallatie gelden