Elk bouwwerk voor het verblijven van personen moet een brandweeringang hebben. Is het bouwwerk voorzien van een brandmeldinstallatie met doormelding naar de RAC, moet de brandweeringang bij een brandmelding automatische worden ontsloten of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met brandweer is bepaald . De ingang van het gebouw die door de brandweer wordt gebruikt in geval van brand. Meestal wordt er bij de brandweeringang een flitslicht geëist door het bevoegd gezag.
Om onnodige braakschade bij binnentreden te voorkomen, zeker wanneer blijkt dat de melding achteraf gezien ongewenst of onecht is, zijn er diverse voorzieningen denkbaar zoals:
- Een automatische ontgrendeling van de brandweeringang (door de brandmeldinstallatie).
- Dit vindt vrijwel alleen plaats bij gebouwen met een automatische brandmeld- of blusinstallatie die 24 uur bewaking hebben, zoals bijvoorbeeld in groepszorgwoningen voor 24-uurs zorg en hotels.
- Een brandweerbuis of brandweerkluis
Een automatische ontgrendeling van een brandweeringang zal geschieden als stuurfunctie van de brandmeldcentrale. Hierbij moet altijd worden uitgegaan van het zogenaamde ruststroomprincipe. Dit heeft als grote voordeel dat bij spanningsuitval of een kabelbreuk, de betreffende toegang niet vergrendelt blijft. Met een brandweerbuis of –kluis wordt eveneens de mogelijkheid geboden het betreffende perceel snel te kunnen binnentreden. Deze voorziening is in de muur ingemetseld en is te openen met de generale hoofdsleutel van de plaatselijke brandweer.
De sleutel van het perceel bevindt zich in de brandweerbuis of –kluis waarmee de uiteindelijke binnentreding kan worden gerealiseerd. In sommige gevallen zijn deze brandweerbuizen of –kluizen voorzien van een terugmeldcontact. Dit contact meldt dat de buis of kluis geopend is. De melding hiervan kan (bij voorkeur) plaatsvinden op de inbraakalarminstallatie ( indien aanwezig) of direct op de automatische telefoonkiezer (ATK).
Het brandweersleuteldepot is speciaal ontwikkeld om de brandweer met één sleutel toegang tot het pand te geven en tegelijkertijd uit te sluiten dat onbevoegden daar misbruik van zouden kunnen maken. Het resultaat van deze gedachte is een brandweersleuteldepot met drie zekerheidsfasen. Bij brandmelding wordt de vlakke buitendeur van het brandweersleuteldepot vanuit de brandmeldcentrale ontgrendeld. Achter deze deur bevindt zich een terugmeldcontact. Dit wordt aangesloten op de bij voorkeur aanwezige inbraakalarminstallatie of direct op een automatische telefoonkiezer (ATK).
Zodra de buitendeur ontgrendeld is, kan een tweede deur worden geopend met de generale hoofdsleutel van het betreffende brandweerkorps. Achter deze tweede deur zit de sleutel van het bedrijf. Deze zit normaliter in een vergrendelde positie die, net als de buitendeur, opgeheven wordt door aansturing vanuit de brandmeldcentrale. Na de actie wordt de sleutel teruggestoken en een kwartslag gedraaid. Wordt vergeten de bedrijfssleutel terug te steken, dan kan de buitendeur van het sleuteldepot niet worden afgesloten en blijft dit eventueel zichtbaar op een meldpost. Indien het terrein is voorzien van slagbomen of een hekwerk, is het noodzakelijk hier aandacht aan te besteden. Een sleutelbuis zou dan kunnen worden aangebracht op het hekwerk. De sleutel in de buis geeft toegang tot het terrein en tot het gebouw. Als de slagboom of het hekwerk elektrisch bedienbaar is, is het ook mogelijk om deze bij brand automatisch open te sturen door een signaal van de brandmeldinstallatie.