Artikel 6.28 geeft voorschriften ten aanzien van de aanwezigheid van brandslanghaspels. Afhankelijk van het oppervlakte en de gebruiksfunctie, dienen er één of meer brandslanghaspels aanwezig te zijn. Hiermee wordt aan de functionele eis voldaan om een beginnende brand te kunnen bestrijden.

De slangen van de brandslanghaspels mogen niet langer dan 30 meter zijn.
De brandslanghaspels dienen dusdanig gepositioneerd te zijn, dat de afstand tussen een brandslanghaspel en een punt in het gebruiksgebied maximaal de slanglengte  is vermeerderd met 5 meter. Brandslanghaspels mogen nooit worden aangebracht in een ruimte met een trap waarover een beschermde vluchtroute voert.
 

Doel van een brandslanghaspel

Het doel van brandslanghaspels is om een brand in een vroegtijdig stadium te kunnen bestrijden. Als gevolg van de brandveiligheid concepten, moeten personeel en de bedrijfshulpverlening (BHV) de mogelijkheid hebben om een beginnende brand te kunnen blussen.

Brandslanghaspels moeten zijn aangesloten op de drinkwatervoorziening waarbij de statische druk nooit minder mag zijn dan 100 kPa en de capaciteit minimaal

1,3 m3/uur moet bedragen. Als deze druk niet haalbaar is met behulp van de druk op het waterleidingnet, dient er gebruik te worden gemaakt van een druk verhogende pompinstallatie (hydrofoorinstallatie).
 

Aandachtspunten situering brandslanghaspels

Bij het bepalen van de juiste plaats van brandslanghaspels in een gebouw, gelden een aantal uitgangspunten;